12/31/2019 0 Comments Mijn geliefd India![]() Als je naar India met een beetje meditatieve geest komt, zul je ermee in contact komen. Als je hier alleen als toerist komt, loop je het mis. Je ziet weliswaar de ruïnen, de paleizen, de Taj Mahal, de tempels, Himalaya, maar India zie je niet – je zult door India gereisd hebben zonder dat je het hebt ontmoet. Het was overal aanwezig, maar je was er niet gevoelig voor, je was niet ontvankelijk. Je bent hier naartoe gekomen om iets te zien wat niet het werkelijke India is, maar slechts haar geraamte – niet haar ziel. Je zult foto’s van haar geraamte hebben en je maakt fotoalbums van haar geraamte, en dan denk je dat je in India bent geweest en India kent, en je houdt jezelf alleen maar voor de gek. Er bestaat een spirituele kant. Je camera’s kunnen het niet vastleggen: je opleiding, je opvoeding kunnen er geen vat op krijgen. Je kunt elk willekeurig land bezoeken – Duitsland, Italië, Frankrijk, Engeland – en dan ben je heel goed in staat om de mensen, het land, zijn geschiedenis, zijn verleden te ontmoeten. Maar met India kun je dat niet doen. Als je het in dezelfde categorie probeert te plaatsen als andere landen, mis je al waar het om gaat, omdat die landen niet een dergelijk spiritueel aura hebben. Zij hebben geen Gautama Boeddha, geen Mahavira, geen Neminatha en geen Adinatha voortgebracht. Zij hebben allerlei soorten talentvolle mensen voortgebracht. Maar de mysticus is het monopolie van India; tenminste tot op heden is dat zo geweest. De mysticus is een totaal soort ander mens. Hij is niet alleen een genie, hij is niet alleen een groot schilder of geweldig dichter – hij is een voertuig voor het goddelijke, een uitdaging, een uitnodiging voor het goddelijke. Hij opent de deuren, zodat het goddelijke naar binnen kan stromen. En gedurende duizenden jaren hebben miljoenen mensen de deuren voor het goddelijke geopend en de atmosfeer van dit land ermee gevuld. Voor mij is die atmosfeer het werkelijke India. Maar om die te kennen moet je je in een bepaalde staat van bewustzijn bevinden. Wanneer je mediteert en stil probeert te zijn, kun je het werkelijke India in je toelaten. In dit arme land kun je de waarheid vinden op een manier zoals dat nergens anders kan. Het is ontzettend arm, en toch bezit het spiritueel gezien zo’n rijke erfenis, dat als je je ogen opent en die erfenis kunt zien, je wordt verrast. Misschien is dit het enige land, dat zo diepgaand is bezig geweest met de ontwikkeling van bewustzijn en met niets anders. Elk ander land is met duizend andere dingen bezig geweest. Maar dit land is op één punt gericht geweest, op één enkel doel: HOE KAN HET MENSELIJK BEWUSTZIJN ONTWIKKELD WORDEN TOT EEN PUNT WAAR HET IN CONTACT KAN KOMEN MET HET GODDELIJKE; hoe kun je het menselijke en het goddelijke dichter bij elkaar brengen. En het gaat niet om één persoon, maar om miljoenen mensen; niet om een dag of een mand of een jaar, maar om duizenden jaren. Vanzelfsprekend heeft dat een enorm energieveld over het hele land geschapen. Het is overal, je hoeft er alleen maar open voor te zijn. Het is niet toevallig dat wanneer iemand een diep verlangen naar de waarheid heeft, hij plotseling geïnteresseerd raakt in India, plotseling begint hij zich in de richting van het Oosten te bewegen. En dat is niet alleen tegenwoordig zo. Het is al zo oud als de geschiedschrijving. Pythagoras is vijfentwintig eeuwen geleden naar India gekomen, op zoek naar de waarheid. Jezus Christus is naar India gekomen…… …… En door de eeuwen heen zijn zoekers van overal ter wereld naar dit land gekomen. Het land is arm, het land heeft niets te bieden, maar voor diegenen die gevoelig zijn is het de rijkste plek ter aarde. MAAR HET GAAT OM EEN INNERLIJKE RIJKDOM. Dit arme land kan je de grootste schat geven die voor mensen mogelijk is. The Osho Upanishad, Hoofdstuk 21
0 Comments
10/31/2019 0 Comments Houden van........![]() Houden van.... Gisteren had ik een fijne dag. Ik hield veel van mezelf. Maar gek genoeg ging ik me schuldig voelen. Want ja, van jezelf houden, dat hoort toch niet? Ik keek ernaar en zag hoe vreemd dit was. Wat kan er mis zijn met houden van? Ik zag dat ik mezelf moet wegzetten, als zijnde niets en niet belangrijk. Maar wat een dwaas idee! Alsof ik mezelf ontkennen moet of doden met een schuldgevoel. Dit kan echt niet de bedoeling zijn. Ik mag gewoon houden van mezelf, ieder moment van de dag. Ik mag zonder schuld en zonder angst, genieten van wie ik ben en van alles wat me gegeven is en wordt. Vandaag ga ik dat doen! Zullen we het samen doen? Jij houdt van jou. Ik houd van mij. En in de liefde die we delen, vinden we elkaar! Olette Luitwieler 5/24/2019 0 Comments Shine BrightOnze diepste angst is niet dat we ontoereikend zijn.
|
Als de wind waai je overal heen |
4/16/2018 0 Comments
Binnenlaten
Eerst stond Verlangen voor de deur.
Ik zei: ‘Hallo, kom binnen.’
Verlangen ijsbeerde ongedurig door de kamer, afgewisseld met zich blind staren voor het raam. Ik observeerde haar en als ze me aankeek knikte ik, alsof ik daarmee zeggen wou: ik ken jou.
Toen klopte Kennis aan.
Ik zei: ‘Hallo, kom binnen.’
Hij begon allerlei dingen te ordenen en te verzetten, terwijl ik mijn chaos nou juist wel prettig vond. Ik vroeg hem om zich een beetje rustig te houden, en niet alles in hokjes en laatjes te stoppen, maar hij ging maar door alsof hij het heel druk had en een belangrijk doel moest bereiken.
Toen werd er weer aangebeld. Daar stond Wijsheid voor de deur.
Blij zei ik: ‘Hallo, welkom.’
Ze droeg geen jas en ook geen schoenen, en liep meteen de kamer in.
Toen Kennis hem zag, vluchtte hij snel naar buiten en trapte daarbij op haar tenen. Wijsheid gaf geen kick, glimlachte alleen maar. Ze was het gewend dat Kennis haar niet graag zag. Verlangen wel, ze werd juist rustig van Wijsheid en ging eindelijk zitten.
Toen klopte Woede aan.
Ik schrok en deinsde achteruit.
‘Verdwijn, jij bent slecht,’ riep ik.
Ik wilde de deur dichtgooien, maar dat ging niet, alsof er een hele harde tegenwind op stond.
‘Ben je zo laf dat je me niet binnen durft te laten?’ vroeg Woede.
Ik zei: ‘Ik weet het niet. Je bent zo immens. Maar oké dan, kom binnen.’
Zijn cowboylaarzen zaten onder de modder, maar hij wou ze niet uitdoen en liep zo de kamer in. Hij raasde en tierde en stampte in het rond. Ik deed niet anders dan hem aankijken en wachten totdat hij uitgeraasd was.
De modder lag overal. Ik pakte stoffer en blik om het op te ruimen.
Wijsheid nodigde Woede uit om even naast haar te komen zitten. Eerst weigerde Woede, maar omdat hij nogal uitgeput was, gaf hij toch toe.
Wijsheid keerde zich naar Woede: ‘Nou, nou, je bent me d’r wel eentje, jij.’ En ze schoten allebei in de lach.
Toen klopte Verdriet aan.
Ik zei: ‘Nee, moet dat nu?’
Toen ze dat hoorde, keek ze nog treuriger dus ik zei: ‘Vooruit dan, kom maar in mijn armen.’
En ze huilde en huilde tot alle tranen op waren en mijn blouse doorweekt was. Toen viel ze in slaap. Ik legde haar voorzichtig op de bank en wikkelde een dekentje om haar heen. Ze was zo moe van alles tegenhouden.
Ik wist precies hoe zij zich voelde. Ik kende haar al zo lang. Toch had ik haar niet genoeg aandacht gegeven, en haar, als het mij even niet uitkwam, weggeduwd. En dat speet me nu erg.
Toen klopte Eenzaamheid aan.
Ik keek met één oog en zei: ‘Wat kom je doen?’
‘Jou spiegelen,’ zei Eenzaamheid.
Ik schrok en zei: ‘Ga weg. Ik wil jou niet.’
Eenzaamheid draaide zich om en gebukt liep ze weg. Ik sloot snel de deur.
Na een paar minuten werd weer geklopt.
Angst stond voor de deur.
Ik schrok en verstijfde.
‘Laat je me buiten staan?’ vroeg Angst.
Ik was zo bang voor wat ik zag dat ik de deur dicht smeet.
Er werd opnieuw geklopt.
Ik deed niet open en durfde niet te kijken wie het was.
Later werd er weer geklopt, nee, gebonkt. Zo hard dat het huis ervan trilde.
En ja hoor, daar stond Angst weer.
Hij liet zich niet negeren en wegsturen. Hij keek nog banger dan de vorige keer en leek gegroeid.
Ik verzamelde moed, opende de deur nog iets verder, keek hem helemaal aan en liet hem binnen, terwijl ik naar de kapstok wees. Hij deed zijn jas uit, en toen zag ik dat hij leeg was! Er zat niets in die jas. Ik keek naar de kapstok, zag dat de jas er opeens ook niet meer hing.
Ik snapte er niets van, maar voelde me wel opgelucht en kalm.
Toen ik de kamer binnenkwam, zag ik dat ook Verlangen was verdwenen. Samen met Angst waren ze met de noorderzon vertrokken.
Toen werd er weer geklopt. Niet weer hé, dacht ik.
Ik deed open en daar stond Eenzaamheid opnieuw.
‘Waarom ben je teruggekomen?’ vroeg ik.
‘Om jou te spiegelen, en omdat je me de vorige keer de deur wees.’
‘Kom maar binnen dan, ik kan er blijkbaar niet omheen,’ zei ik.
‘Nee, inderdaad. Ik ben je trouwe metgezel, en als je mij ontkent of afwijst, doe je me pijn en daarmee jezelf ook.’
‘Het spijt me ja, je was me te groot, ik durfde niet echt naar je te kijken.’
‘Daarom kwam ik steeds terug, snap je het nu?’ vroeg Eenzaamheid.
Ik knikte en mijn tranen vloeiden tot op de grond. ‘Ik zag jou altijd als mijn grote vijand,’ zei ik.
Eenzaamheid knikte. ‘Ja, je zag me niet zoals ik was.’
De volgende ochtend hoorde ik iemand lachen, ik liep op het geluid af en opeens opende de voordeur zich vanzelf.
En daar stond Liefde. Ik werd bijna verblind. Warmte en helder stralend licht vulden de hele gang. En zelf was ik nergens meer te bekennen. Ik was Liefde geworden.
Blij dansten we de kamer in en alles werd één groot Licht. Er was niets en niemand meer, de ruimte was niet alleen volledig leeg, maar zelfs de kamer bestond niet meer. Binnen was buiten, buiten was binnen.
Niets, was alles wat er was. Een leegte die overstroomde van volheid. Als een waterval.
Teveel om binnen te laten. Teveel om buiten te laten.
Tekst Olette Luitwieler
Archives
December 2019
October 2019
May 2019
October 2018
June 2018
April 2018
November 2017
October 2017
June 2017
April 2017
November 2016
October 2016
December 2015
October 2015
June 2015
January 2015
December 2014
October 2014
August 2014
July 2014
June 2014
May 2014
April 2014
February 2014
January 2014
December 2013